Eindejaarsboodschap(-pen)
‘Madame!’
Terwijl ik redelijk gehaast de straat oversteek om net voor de lunch nog even brood te gaan halen, houdt een vrouwtje me midden op de weg tegen. Ik schat haar ouder in dan ze later blijkt te zijn, maar wellicht heeft het verhaal van haar leven er veel mee te maken. Ze duwt een bordje onder mijn neus waarop staat dat ze geen eten heeft, haar dochter ziek is en haar man gesneuveld is in een oorlog ergens.
Ik zie haar en tegelijk zie ik in mijn ooghoek ook de bus aankomen van de ene kant en twee fietsers van de andere kant en dat terwijl wij samen midden op de weg staan en ik door haar aan mijn arm word tegengehouden om verder te gaan.
‘Kom mee!’, zeg ik en ik trek haar veilig het voetpad op. Ik voel in mijn zak, maar weet al dat ik geen ‘rotte frank’ op zak heb en probeer haar dat in mijn beste niet- Nederlands uit te leggen, nog uitzoekend welke taal zij begrijpt. Ze blijkt wat Frans te verstaan. Alhoewel. Of het nu aan mijn Frans of aan haar Frans ligt, weet ik niet, maar niet veel later wandelen we richting de supermarkt terwijl ze als een oude bekende vriendin haar arm in de mijne gestoken heeft. Ze heeft niet begrepen of niet willen begrijpen dat ik geen geld wilde geven.
Onderweg vertelt ze haar verhaal. Ik betrap mezelf erop dat ik haar niet geloof, dat ik mijn hand angstvallig over mijn gsm met bankkaart houd en er rekening mee hou dat zij mij afleidt, zodat iemand anders zomaar mijn spullen uit mijn jaszak kan grissen.
Bij de supermarkt probeer ik haar nog een keer van mij af te slaan. Met woorden wel te verstaan. Ik bied aan dat ik wel wat broodjes en beleg zal halen zodat ze eten heeft voor deze dag, maar weer doet ze of ze me niet begrijpt, ze gaat mee naar binnen, neemt een karretje en enkele discussies later reken ik voor haar een boodschappentas vol etenswaren af.
‘Hoe ben ik hier nu weer in terechtgekomen?’ vraag ik me de hele tijd af. Ik heb dan wel verlof, maar ik werk anders dagelijks met mensen die het moeilijk hebben en die ik moet aanleren dat echte hulp niet is dat iemand een hele kar vol boodschappen betaalt, hoewel dat heus wel eens gegund is. Hoewel ik tijdens de ronde door de winkel al een aantal keer een luxeproduct weer uit de kar gehaald heb, is de afrekening toch nog best hoog en ze ziet aan mijn gezicht dat ik dit eigenlijk niet van plan was geweest.
‘Ik zal een kaarsje voor je branden in de eglise’, zegt ze, alsof ze daarmee probeert iets goed te maken. En ook voor jouw man. Ik kijk haar een beetje boos aan. Ze gaat er gewoon vanuit dat ik heb wat zij niet heeft. Haar man is dood, maar ze kent mijn verhaal niet. Terwijl ze ook niet weet of ik het geld voor deze boodschappen zo op het einde van de maand wel over had.
Terwijl ik naar huis ga, met mijn eigen boodschappen, probeer ik mijn gevoelens te ordenen en kwijt te raken met een zucht naar de hemel. En dan weet ik het opeens: Het is haar verantwoordelijkheid als ze mij bedrogen heeft. Als.… En het is mijn verantwoordelijkheid om dit los te laten. Om maar gewoon te geloven dat ze eerlijk was. In ieder geval heeft ze voor vandaag (en eigenlijk voor een aantal dagen) te eten.
Ik passeer een kapel waar kaarsjes branden en vraag me dan toch stiekem af of zij er eentje voor mij heeft aangestoken of dat ze me met een tas vol boodschappen al weer vergeten is.
Met een bewust gesloten gezicht passeer ik een andere bedelares. Ze kan mij niet aanspreken. Terwijl ik bid dat er iemand langskomt die net zo gek is als ik om voor haar een tas vol spullen te betalen. Als ik in haar plaats was, zou ik dat geweldig vinden.
Moest u zich aan het einde van dit verhaal zorgen maken: ik heb niets minder te eten gehad door deze actie, heb er weer een verhaal bij en denk steeds positiever over deze dame. Ze zal wel een geschiedenis hebben die ervoor zorgt dat ze op deze passief agressieve manier aan eten probeert te geraken. En ik hoop dat zij en haar kinderen goed gegeten hebben die dag.