Dochter
“Wat zou je voor je dochter doen?”
Vanwaar kwam die vraag opeens? Alsof hij letterlijk door iemand aan me gesteld werd. God…?
De vraag kwam nadat ik al een paar telefoontjes had gekregen van een jonge cliënte, die in een situatie terechtgekomen was waar ze niet meer kon blijven. Wat mensen om haar heen al lang zagen, zag ze nu zelf. De steun van haar vader, die haar aanmoedigde om de relatie waarin ze niet vrij kon zijn te verlaten en te zorgen dat ze veilig was, moedigde haar aan om een keuze te maken die moedig maar ook heel pijnlijk was.
Kom me halen alsjeblieft…, smeekte ze. Ik zag mijn hele planning voor mijn ogen voorbijkomen en wist dat het helemaal anders zou gaan lopen. Denkend aan mijn kinderen, boodschappen, het weekend voor de deur, nog eens mijn kinderen, hoopte ik dat niet ik degene zou zijn die dit er tussendoor moest gaan doen. En vooral mijn eigen kinderen zijn de reden om grenzen te trekken aan wat ik wel of niet kan doen.
Wat zou je voor je eigen dochter doen?
Wat zou je voor je eigen dochter doen?, klonk het door mijn hoofd. Ik zou helemaal niet nadenken over mijn planning. Ik zou alles laten liggen, en iedereen zijn eigen zaken laten oplossen, alles laten vallen en gaan. Haar eruit halen. Ik sprak het niet hardop uit, maar de woorden klonken als antwoord door mijn hoofd: Doe dat dan voor dit meisje!
Ik wist het wel. Ik moet dit doen. Ik had al wat hulpkreten naar teamgenoten gestuurd en steun gekregen. Biddende handjes en advies, meedenken. Maar ik wist dat ik het moest doen. Een poging nog om een collega te overhalen haar afspraak af te zeggen en mee te gaan, mocht niet baten.
‘Me the most’, roept ze. ‘Mosterd’, zeg ik.
Voor ik haar ophaal, ga ik nog even naar huis. Hey mama, hoor ik mijn dochter op de trap. Ik vertel haar snel dat ik weer weg moet en ook de reden. Wees voorzichtig mama, zegt ze, en, houd je gsm aan. Ik glimlach. Meestal zeg ik dat tegen haar. Met mijn jas aan en mijn gsm in mijn zak, wil ik vertrekken. Me the most, roept ze. Mosterd, zeg ik. Onze manier om te zeggen dat we elkaar graag zien. Ontstaan toen ze nog klein was en nu ze volop in het studentenleventje zit, zegt ze dit nog steeds. Op naar dat andere meisje met de woorden van mijn dochter nog in mijn hoofd. Wat zou je voor je eigen dochter doen? Doe dat voor haar.
Doe dat dan voor dit meisje!
Ze gaat me aan het hart, dit meisje. Ze is niet veel ouder dan mijn dochter en zegt me vaak genoeg dat ik haar tweede moeder ben. Als ik met mijn auto voor haar deur sta, tref ik een meisje in tranen met drie koffers waar ze zelf in zou passen in het portiek van haar appartementsgebouw. De sleutel had ze niet eens mee genomen. Zo overtuigd dat ze daar nooit meer terug naar binnen zou gaan. Eenmaal in de auto kijkt ze me aan. Een klein hartverscheurend meisje stort zich in mijn armen en vraagt me om haar niet alleen te laten.
Voorzichtig rijd ik weg in de richting van de veilige plaats waar ik haar naar toe zou brengen. Haar voorbereidend op de komende dagen. Ik passeer de wijk waar ik zelf woon en als ik voor het rode licht sta, slaat de twijfel toe. Naast me zit een meisje dat aan mij vraagt haar niet alleen te laten. Een 20 jarig eenzaam meisje dat mij haar moeder noemt. Als ik linksaf zou slaan, sta ik bijna voor mijn huis. Voor de tijdelijke opvangplaats moet ik rechtdoor en 15 km verder zijn.
Wat zou je voor je dochter doen? Ik bid: Wat moet ik doen? — Je weet het.
Zou je met mij mee naar huis willen? vraag ik zacht. Het licht staat nog steeds op rood. Ja! Een zucht van opluchting naast me. Bij groen licht slaan we linksaf. Bij grote uitzondering is er parkeerplaats voor de deur. Terwijl we uitstappen, wil mijn dochter net op de fiets stappen. Spontaan begroet ze mijn gaste. Alsof het heel normaal is dat er een behuild meisje met je moeder mee komt. Ik ben zo terug mama, terwijl ze op de fiets springt.
Even later drinken we samen thee. Mijn dochter, het meisje en ik. Het huilende meisje komt langzaam tot rust. En gaat nadenken.
Ik wil graag naar huis. Ik had het al aangevoeld. Hoewel ik niet weet of het een structureel goed idee is, weet ik dat ik haar moet laten gaan. Het moet haar keuze zijn en niet die van mij. Anders kan ik haar niet helpen. Na nog een tijdje praten, haar laten genieten van ons gezin waarin de gewone dingen gebeuren, kinderen die thuiskomen uit school, de telefoon die gaat, verhalen over de dag, kleine discussie en liefdevolle kopjes thee, besluit ze dat ze haar man een nieuwe kans wil geven. Maar, zegt ze, nu weet ik dat ik nog een thuis heb. Voor als het nodig is.
Ik breng haar terug. De koffers staan nog in de auto. De vragende blik van mijn dochter beantwoord ik met een een tegenblik—Ik leg het straks wel uit, betekent dat. Me the most, roep ik. Mosterd, denk ik te horen.
Zou ik dit voor mijn dochter doen? Haar terugbrengen? Zo ver ben ik nog niet in mijn denken en het loslaten, maar voor dit meisje doe ik het wel.
‘Love you’, zegt ze. ‘Me too’, zeg ik.
Na de intens emotionele dag zet ik het meisje met al haar tassen terug af in het portiek waar ik haar eerder die dag opgehaald heb. Love you, zegt ze. Me too, zeg ik.
Onderweg naar huis passeer ik de frituur. Mijn kinderen moeten nog eten. Ook nog even een winkel binnen voor een paar vergeten boodschappen. Mijn gsm gaat. Waar blijf je mama? Mijn dochter, ongerust dat ik in een moeilijke situatie beland ben en niet wetend dat ik ondertussen al voor avondeten gezorgd heb. Ik zoek nog even naar de mayonaise en dan ben ik bijna thuis. Me the most…, zegt ze. Mosterd, zeg ik, met een pot mayonaise in mijn handen.